Op de foto boven Joop met zijn ratten, en onderste foto met ‘Jan de Kiek’
Joop van der Schouw. Beter bekend als “De Eénpitter”
Wie kende de Eénpitter niet? Zijn echte naam was minder bekend. Het bovenstaande moet bijna andersom: ‘de Eénpitter, bijgenaamd Joop van der Schouw’. Ondanks zijn bekendheid, was hij voor velen toch een wat mysterieuze verschijning. De Eénpitter dook omstreeks 1960 op in Bodegraven. Hij huisde in een onbewoonbaar verklaard huisje aan de Dammekant. Zelfs daar stond zijn naam niet op de deur. Niet dat daar ruimte voor was, want er stonden, netjes gezegd, nogal wat maatschappijkritische teksten op inclusief de achteruitgelezen Bijbel. Soms stond er een rijm of gedicht en was er nog een aardige tekening naast gekalkt. Waar de man vandaan kwam, hoe hij heette en wat hij allemaal uitvoerde wist eigenlijk niemand, wel dat hij niets moest hebben van ambtenaren en gezag.De man viel op door zijn handicap, ofschoon hij er aardig mee overweg kon. Fietsen ging mirakel best op zijn aangepaste vouwfietsje. Over zijn geamputeerde been gingen verschillende verhalen: was het been eraf gereden door een tram? Of in de oorlog eraf geschoten zoals bij Michiel Adriaensz. De Ruyter? Weer een ander zei dat er een infectie in zijn bot was gekomen waardoor zijn been eraf moest. Om het nog wat smeuïger te maken, zou zijn eigen vader chirurg zijn en de amputatie hebben uitgevoerd. Wat ook de ware oorzaak was; voor de jeugd was hij al snel De Eénpitter. Wie die naam heeft verzonnen is onbekend.
Joop zou een geweldig kunstschilder geweest zijn, echter een schilderij hebben we nooit gezien. Een veel gehoord antwoord op die bewering over zijn beroep was het volgende: “Nee, dat schilderen deed hij alleen ’s zomers als hij in Frankrijk verbleef. Op Montmartre in Parijs verkocht hij alles voor verschrikkelijk veel geld, en in de winter was hij in Holland en leefde hij van de opbrengsten.” Anderen spreken weer van een uitkering uit het fonds voor oorlogsslachtoffers. In zijn tijdelijke onderkomen aan de Dammekant zou het volstaan met schilderijen van zijn hand. Ook deze zijn nooit gevonden, wel een berg huisvuil en een paar dekens. Op een gegeven moment was Joop weer een periode onzichtbaar. Hij verbleef dan waarschijnlijk in Amsterdam, zijn latere woonplaats. Uit dezelfde krant uit 2003 komen de volgende anekdotes, die door de lezers ingestuurd waren. Een niet nader te noemen kledingwinkelier uit de Brugstraat had de eer Joop enkele malen in een nieuwe spijkerbroek te mogen hijsen. Razend en tierend gaf Joop dan gelijk maar even een preek weg, maar dat terzijde, hij deed immers niet anders. Het eiste vakmanschap om in één keer de goede maat broek aan hem te geven, zodat hij niet alle andere broeken uit het schap hoefde te passen. Vermoedelijk zouden de andere klanten daar namelijk niet gelukkig mee zijn geweest. Nadat Joop de broek gepast en afgerekend had, bleef de broek achter. Er moest namelijk één pijp worden afgeknipt en dichtgenaaid. Bij Klaas Bekker, van de tabakswinkel in de Brugstraat, stond op de zijmuur ooit plotseling een spreuk geschilderd: Drinkende arbeiders werken niet/ werkende arbeiders drinken niet. Piet de Krullebol, ook een bekende figuur in de geschiedenis van het Bodegraafse straatleven, gaf als commentaar: “Als degene die ik ervan verdenk dat hij die spreuk heeft geschreven het ook werkelijk is/ schop ik hem z’n andere been ook nog onder zijn lijf vandaan!” Zonder een naam te noemen wist iedereen natuurlijk gelijk wie Piet bedoelde. Joop kwam eens op het Gemeentehuis om een nieuw paspoort aan te vragen. Toen de ambtenaar in de kolom ‘beroep’ GEEN invulde, deelde de tierende Van der Schouw mee dat dit fout was. Het juiste beroep moest PROFEET zijn. Joop trakteerde zichzelf soms op iets lekkers. Bij de bakker kocht hij dan een gebakje. Die lagen op een kartonnetje in de vitrine. Joop koos er één uit en betaalde met wat muntgeld. Vervolgens verorberde hij het geheel taartje mét kartonnetje- ter plekke in één keer. Aan voorbeelden geen gebrek, de RK Mavo aan de Overtocht was waarschijnlijk een plek waar hij graag predikte, de jeugd vond dat prachtig en jutte hem ook nog een beetje op. Waarschijnlijk onthielden ze de teksten van Joop beter dan die van het afgelopen lesuur maatschappijleer. Interessanter was het in ieder geval wel. Joop van der Schouw was ook iemand die aan allerlei demonstraties deelnam. Hij ging er dan ook vol tegenaan. Vredelievend als hij was – alleen zijn woord gebruikte hij als wapen – ondersteunde hij in 1972 de oud-strijders en nabestaanden van oorlogsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De toenmalige minister van Justitie Dries van Agt had het in zijn hoofd gehaald een gratieverzoek van de laatste drie Duitse oorlogsmisdadigers, vanaf dat moment beter bekend onder de naam ‘de Drie van Breda’, te honoreren. Er stak een storm van protest op. Na een botsing met de Tweede Kamer en na aanneming van de motie Voogd, werd het gratieverzoek afgewezen omdat er geen maatschappelijk draagvlak voor was. In een uitzending van een actualiteitenprogramma op tv werd live overgeschakeld naar het Binnenhof, waar tot laat in de avond werd gedebatteerd over het gevoelige onderwerp. Op het Binnenhof waren vele tegenstanders van diverse organisaties aan het demonstreren. Tijdens het betoog van de verslaggever dook ineens vanuit de achtergrond een tierende Joop te voorschijn, waarna de regie de verbinding maar even verbrak. Bij de demonstraties tegen kruisraketten in 1984 op het Binnenhof was onze Joop ook zichtbaar aanwezig. De ME had die avond met harde hand het Binnenhof schoon geveegd. In de landelijke dagbladen stond de volgende dag het verslag. Het ANP leverde er een foto bij waarop Joop naast een bewapende ME’er te zien was. Zoals gezegd zag men Joop soms weer een hele periode niet. Men dacht dan dat hij voorgoed vertrokken was. Maar niets was minder waar. Hij was vaak een paar weken buiten ons dorp, maar hij kwam altijd weer terug naar Bodegraven. Sinds 1976 woonde hij in een huisje op Buitenkerk 48, waar hij zijn slaapplaats had. In dit huis ging het weer hetzelfde als met zijn woning aan de Dammekant: hij woonde er nu met zijn huisgenoot, een grote tamme rat. Op aandringen van de buurt, na klachten over stank, werd zijn woning door de gemeentereiniging leeggehaald met als resultaat bijna 4 containers vol troep. In 1988 accepteert de buurt niet meer dat Joop daar woonde met zijn inmiddels fors uitgebreide ‘veestapel’. Er volgen weer talloze klachten naar de gemeente, maar ook dreigementen van de buurt aan het adres van Joop. Maar, na tussenkomst van de Inspectie van Volksgezondheid werd geconcludeerd dat Joop eigenlijk niets fout deed. De buren bleven protesteren omdat Joop zijn woning niet onderhield en opnieuw vol sleepte met troep. Het gevolg was grote stankoverlast. Joop werd daarom uiteindelijk toch door de gemeente gesommeerd om binnen vier weken orde op zaken te stellen. Dit keer op grond van regelgeving in de bouwverordening. De sommatiebrief heeft Joop nooit gelezen. Uiteraard volgden er opnieuw klacht en omdat het allemaal te lang duurde. Wethouder Jan Meijers heeft de brief daarom uiteindelijk persoonlijk aan Joop overhandigd en toegelicht. Tot 1 augustus 1989 kreeg Joop de tijd om orde op zaken te stellen, anders zou de gemeente ingrijpen. Dat gebeurde ook. Joop werd uit zijn huis gezet en bracht zijn ratten onder bij een vriend in een flat aan Beiershof. Iedereen wachtte vervolgens met spanning af wat voor problemen dit weer zou geven. Maar Joop schafte een oude caravan aan in het westelijk havengebied Veelmuiden in Amsterdam. Hij verloste Bodegraven daarmee van een rattenplaag. Al gauw was Joop ook in Amsterdam bekend echter niet als de Eenpitter maar als Karel de rattenkoning. De situatie zoals in Bodegraven herhaalde zich binnen de kortste keren ook in de hoofdstad. Het waren niet zijn medebewoners van het nomadenkamp maar enkele buurtbewoners die klaagden, waaronder schrijver Geert Mak. Toen Joop enige tijd in het ziekenhuis verbleef heeft Willem den Brander, een sloper van een aangrenzend terrein van het zwerverskamp, de caravan afgesloten en samen met Geert Mak naar Bodegraven gesleept. Ze plaatsten de caravan voor het gemeentehuis met een groot papier erop dat er in de caravan levende ratten aanwezig waren. Voor de zekerheid heeft Willem den Brander de banden van de caravan maar lek gestoken. Omdat Joop officieel nog altijd inwoner van Bodegraven was, moest de gemeente haar probleem zelf maar oplossen en niet afwentelen op Amsterdam volgns de heren. Toen Joop zijn caravan ontdekte schreeuwde hij: “moordenaars moordenaars!” naar de mannen al zwaaiend met zijn kruk. Uiteindelijk haalde Burgemeester Brugman met een agent Joop naar binnen in het Gemeentehuis. Na enige tijd met hem gepraatte hebben ging Joop akkoord met het ondertekenen van een akte van afstand. Korte tijd later heeft Gemeentewerken de caravan opgehaald en de hele viezigheid laten verdwijnen. Geert Mak heeft later in zijn boek ‘De Engel van Amsterdam’ de actie beschreven. Het werd daarna stil rondom de persoon Joop van der Schouw. Af en toe liet hij zich eens korte tijd zien in Bodegraven. Hij woonde nog altijd tussen de zogenaamde stadsnomaden van het terrein ‘Veelmuiden’ in Amsterdam en was daar volledig geaccepteerd. Op 17 augustus 1995 kwam er een abrupt eind aan zijn leven. Rijdend in zijn driewieler werd hij door een trein gegrepen op een spoorwegovergang in Halfweg. Hij overleed ter plaatse op 79-jarige leeftijd. Er werd in diverse kranten melding gemaakt van zijn begrafenis. De kist met zijn lichaam werd op een platte wagen getrokken door een tractor, naar de begraafplaats Santa Barbara gereden, begeleid door een aantal fietsende nomaden.Door zijn overlijden zullen veel vragen over Joop waarschijnlijk nooit worden beantwoord. Maar dat mysterieuze hoorde nu eenmaal bij de Eénpitter. Hoe men ook over de man dacht en denkt, het Boreftse leven kreeg, mede dank zij hem een beetje extra kleur.
Bron: Historische Kring Bodegraven
2 gedachten over “De eenpitter…”
Is de eenpitter niet dodelijk verongelukt op de Zeegerbaan te Alphen aan den Rijn?
Zo als je leest in Amsterdam